Arnold van Beers
Arnold van Beers • 6 minuten leestijd

Als er in een gebouw een brandmeldinstallatie (BMI) aanwezig is, dan dient er een beheerder aangesteld te zijn. In de onderhoudsnorm NEN2654-1 wordt omschreven wat de taken van de beheerder zijn. Eén van de taken is het uitvoeren van maandelijkse (periodieke) controles. Deze worden regelmatig uitbesteed aan externe partijen, zoals het brandmeldonderhoudsbedrijf.

Ten onrechte wordt er door de eigenaar/gebruiker vanuit gegaan dat dit brandmeldonderhoudsbedrijf hiermee ook de beheerder is. Het uitvoeren van maandelijkse controles is slechts een onderdeel van de taken van de beheerder.

Andere taken van de beheerder zijn onder andere:

  • dagelijkse bediening;
  • uitschakelen van delen van de installatie bij werkzaamheden;
  • registratie bijhouden in het logboek;
  • controle op bouwkundige wijzigingen en wijzigen van gebruik van ruimten;
  • actie nemen bij storingen of onechte/ongewenste brandmeldingen;
  • het informeren en begeleiden van de onderhouder.

Deze taken worden doorgaans niet door het brandmeldonderhoudsbedrijf uitgevoerd omdat het brandmeldonderhoudsbedrijf niet dagelijks aanwezig is.

Tijdens het onderhoud heeft de beheerder de belangrijke taak om de onderhoudsdeskundige te begeleiden en te informeren. Bij de start van het onderhoud informeert de beheerder de onderhoudsdeskundige over hoe de installatie zich heeft gedragen sinds het vorige onderhoud en of er wijzigingen zijn. Ook behoort de beheerder te weten welke acties en controles er bij een brandalarm uitgevoerd moeten worden.

Dit is afhankelijk van welke sturingen in het programma van eisen (PvE) zijn geëist.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • controle of de luchtbehandelingsinstallatie (LBH) naar 100% gaat en de recirculatie uit wordt geschakeld (of dat de LBH helemaal uit gaat);
  • controle of gestuurde deuren (kleefmagneten-vrijloopdrangers enz.) allemaal worden gestuurd en correct sluiten;
  • controle of liften naar de hoofdstopplaats worden gestuurd en niet meer bedienbaar zijn.

Het brandmeldonderhoudsbedrijf controleert volgens de norm enkel of het contact schakelt. Vaak zijn de onderhoudsdeskundigen niet helemaal op de hoogte waar alle gestuurde deuren, luchtbehandelingsinstallaties enz. zitten en zijn niet verantwoordelijk voor de andere installaties.

Als er in een gebouw een brandmeldinstallatie aanwezig dient te zijn (conform Bouwbesluit) dan wordt normaal gesproken ook een ontruimingsalarminstallatie geëist. Deze kan in een aantal varianten aanwezig zijn. Je hebt bijvoorbeeld een luid ontruimingsalarminstallatie type A of B, of een stil ontruimingsalarminstallatie zoals een personenzoekinstallatie (PZI). De luid ontruimingsalarminstallatie type A en stil ontruimingsalarminstallatie zijn normaal gesproken een aparte installatie maar de luid ontruimingsalarminstallatie type B is bijna altijd geïntegreerd met de brandmeldinstallatie. Ze hebben dezelfde centrale (geïntegreerd), voeding en lussen. Voor de ontruimingsalarminstallatie is de onderhoudsnorm NEN2654-2 van toepassing waarin ook wordt aangegeven dat er maandelijkse controles uitgevoerd dienen te worden.

Bij geïntegreerde systemen zijn de meeste controles gelijk maar toch zijn er verschillen. Eén van de belangrijkste is het aansturen van de ontruiming bij de uitgebreide controle (4/8 maandelijkse). Ook de registratie van uitgeschakelde alarmsignaalgevers is belangrijk voor de systeembeschikbaarheid (net als BMI 99,7%).

Het uitvoeren van controles op de ontruimingsalarminstallatie is niet minder belangrijk dan bij de brandmeldinstallatie maar wordt heel vaak vergeten.

Met dit nieuwsbericht willen we benadrukken dat het beheren van brandbeveiligingsinstallaties een belangrijke taak is die niet onderschat moet worden. Het gaat immers om de veiligheid van mensen en het beperken van schade aan het pand.

Top